Waterkwaliteit en lozingen afvalwater

Om schadelijke stoffen in onze wateren terug te dringen zijn er sinds 1970 strenge regels voor bedrijven die koel- of afvalwater lozen. Denk aan water dat overblijft bij de productie van medicijnen of consumptiegoederen. Sindsdien is de waterkwaliteit verbeterd.

Lozen op oppervlaktewater

Bedrijven die koel- of afvalwater lozen, kunnen dat doen via de gemeentelijke riolering of rechtstreeks op oppervlaktewater (bijvoorbeeld rivieren en kanalen). Bij lozing op de riolering is voor veel bedrijven een melding voldoende. Een klein deel heeft een vergunning van de gemeente nodig. Voor lozingen op oppervlaktewater is bijna altijd een vergunning nodig. Hierin staat aan welke specifieke eisen het bedrijf moet voldoen. Soms is een melding voldoende, bijvoorbeeld als de lozing uit rioolwaterzuiveringsinstallaties van waterschappen komt. 

Is er geen vergunning of melding nodig, dan geldt de zorgplicht. Bedrijven kunnen dit via de website van het Omgevingsloket controleren. Via deze site kunnen zij ook aanvragen en meldingen indienen. Rijkswaterstaat behandelt alle aanvragen en meldingen van lozingen op de rijkswateren. De waterschappen doen dit voor de regionale wateren.

Voor elke lozing geldt altijd het uitgangspunt dat de verontreiniging bij de bron moet worden aangepakt. Bedrijven zijn daarom verplicht zich in te zetten om verontreinigingen te voorkomen of terug te dringen. Zo moet de aanvrager bij het lozen van zeer zorgwekkende stoffen elke vijf jaar rapporteren hoe dit gebeurt.

Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Bij de aanvraag moet een bedrijf onder andere aantonen met de beste beschikbare technieken te werken om schadelijke stoffen tegen te houden. Ook moet het bedrijf bewijzen dat de lozing geen schadelijke gevolgen heeft voor het water waarop geloosd wordt. Op dit moment zijn door Rijkswaterstaat ongeveer 700 lozingsvergunningen afgegeven. In een vergunning staat welke stoffen en/of stofgroepen in het afvalwater mogen voorkomen en in welke hoeveelheden.

We houden streng toezicht op de afgegeven vergunningen. Dit doen we door (onaangekondigde) metingen uit te voeren. Daarnaast zijn bedrijven verplicht om hun eigen afvalwaterstroom te controleren en hierover te rapporteren aan het bevoegd gezag als de vergunning of de regelgeving hierom vraagt. Ongewone voorvallen moeten altijd gemeld worden. We kunnen dan aanvullend metingen uitvoeren en met het bedrijf in gesprek gaan om de situatie te verbeteren. In het uiterste geval kunnen we bedrijven dwangsommen opleggen of het productieproces laten stilleggen.

Controleren lozingsvergunningen

Door deze strenge regels is de waterkwaliteit in grote delen van het land de afgelopen decennia duidelijk verbeterd. Maar het is nog onvoldoende om alle doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen en onze ambities waar te maken. Er is dus meer actie nodig. Daarom geven overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstituten met de Delta-aanpak Waterkwaliteit een stevige impuls aan de verbetering van de waterkwaliteit. Onderdeel van die impuls is het regelmatig bezien en indien nodig herzien van vergunningen. Dit doen we eens in de 4 tot 8 jaar.