Geluidwetgeving

In de Omgevingswet zijn de regels voor geluid langs rijkswegen vastgelegd.

Omgevingswet

Met de Omgevingswet is geregeld hoeveel geluid een rijksweg in de omgeving mag maken voordat Rijkswaterstaat een nieuw onderzoek moet starten naar geluidmaatregelen. Zogenoemde geluidproductieplafonds stellen een grens aan deze hoeveelheid geluid.

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het naleven van deze plafonds en zorgt er zo voor dat het geluid van rijkswegen niet onbeheerst kan groeien.

Daarnaast hebben gemeenten een belangrijke taak bij het voorkomen van te veel geluid op woningen langs rijkswegen die nieuw worden opgenomen in een Omgevingsplan.

Geluidreferentiepunten en geluidproductieplafonds

Hoeveel geluid er langs een rijksweg mag zijn, hangt af van de locatie. Aan beide kanten van de rijkswegen zijn ongeveer 60.000 geluidreferentiepunten ingesteld. Dat zijn geen daadwerkelijk aanwezige meetpalen, maar denkbeeldige punten in een digitaal rekenmodel.

De geluidreferentiepunten liggen steeds op ongeveer 50 m afstand van de weg, op 4 m hoogte en ongeveer 100 m uit elkaar.

Voor ieder geluidreferentiepunt is de maximaal toegestane hoeveelheid geluid van de rijksweg berekend. Dit maximum noemen we het geluidproductieplafond of GPP. In elk geluidproductieplafond is een bepaalde geluidruimte opgenomen.

Daardoor kan op de meeste rijkswegen het verkeer nog een beetje groeien of een kleine wijziging aan de weg plaatsvinden zonder dat direct het geluidproductieplafond wordt overschreden.

Jaarlijks stelt Rijkswaterstaat een monitoringsverslag op waarin per geluidreferentiepunt wordt berekend of de hoeveelheid geluid in het voorgaande kalenderjaar beneden het geldende geluidproductieplafond is gebleven.

Geluidproductieplafonds wettelijk vastgesteld

Alle geluidproductieplafonds zijn wettelijk vastgesteld. De geluidproductieplafonds zijn in te zien in het Geluidregister.

Geluidproductieplafonds kunnen worden gewijzigd, maar alleen met een formeel besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Soms is het nodig om dat te doen.

Bijvoorbeeld als geen enkele maatregel voldoende is om onder het geluidproductieplafond te blijven. Of als alle mogelijkheden daarvoor te veel geld kosten voor wat ze opleveren.

De onderzochte maatregelen zijn dan niet doelmatig. Rijkswaterstaat zal dan de minister vragen het geluidproductieplafond te verhogen.

De minister beoordeelt of alle mogelijkheden om dat te voorkomen zorgvuldig zijn overwogen en besluit of verhoging van het geluidproductieplafond acceptabel is of niet.

Geluid bij woningen

Het geluid van rijkswegen komt ook terecht bij woningen die in de buurt van de weg staan.

De hoeveelheid geluid die op de buitenkant van woningen terechtkomt, moet volgens de Omgevingswet bij aanleg van een nieuwe rijksweg of een nieuwe woning zo mogelijk niet hoger zijn dan 50 decibel (dB). Dat is de wettelijke standaardwaarde.

Ook hier geldt weer dat als er geen mogelijkheden zijn om daaraan te voldoen, of als dat te duur zou worden, meer geluid kan worden toegestaan.

Dat moet wel altijd worden vastgelegd in een formeel besluit, voor de aanleg van een weg in een zogenoemd Projectbesluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, voor de bouw van een nieuwe woning in een Omgevingsplan van de gemeente.

Gemeentewegen en provinciale wegen

De Omgevingswet geldt ook voor gemeentewegen en provinciale wegen. Provinciale wegen hebben ook een systeem van geluidproductieplafonds.

Voor gemeentewegen geldt een systeem dat basisgeluidemissie wordt genoemd. De besturen van provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor het naleven van deze systemen. Het geluid van deze wegen wordt bij de jaarlijkse monitoring dus niet opgeteld bij het geluid van de rijkswegen.