Natuurlijke processen Waddenzee

De Waddenzee is een dynamische omgeving, waarin het landschap steeds verandert door getij, stroming en wind. Hierdoor ontstaan geulen, platen, kwelders en de eilandkusten.

Tweemaal per dag stroomt water vanuit de Noordzee door de zeegaten tussen de eilanden de Waddenzee in (vloed) en uit (eb). Het gedeelte van het wad dat van water wordt voorzien vanuit 1 zeegat heet een komberging.

Bij vloed neemt het water zand en slib van de eilandkusten, de Noordzee en buitendelta (de relatief ondiepe gebieden tussen Waddeneilanden) via de geulen mee. Tijdens eb worden zand en slib weer deels mee naar buiten genomen.

Transport van zand en slib

Door getij en wind verplaatsen zand en slib door het wad. Waar het water snel stroomt en veel golfdynamiek is, bijvoorbeeld in de buurt van zeegaten, blijven de grovere zandkorrels achter.

Waar het rustig stroomt, zinken ook de fijne slibdeeltjes naar de bodem, bijvoorbeeld in het wantij. Onder elk eiland ligt een wantij. Dit is de plek waar de getijdenstromen via de zeegaten aan weerszijden van een eiland bij vloed bij elkaar komen. Omdat slib er door de weinige stroming bezinkt, is de zone er ondiep en worden wadplaten hier hoger.

Geulen en platen

Op plekken waar het zand en slib in het wad achterblijven, ontstaan bochten in de geulen. Op plekken waar bochten ontstaan, schuurt het water de bochten verder uit en gaat de zee sneller stromen.

In de binnenbochten stroomt het water minder hard, waardoor daar zand en slib naar de bodem zakken en de zee ondieper wordt. Zo verplaatsen geulen zich langzaam, maar continu, door het wad. Op plekken waar eb- en vloedstromen elkaar ontmoeten, splitsen geulen zich vaak. Zo ontstaat een complex en veranderlijk systeem van geulen en platen.

Minder ruimte voor de Waddenzee

in 1969 werd de Lauwerszee afgesloten en heet sindsdien Lauwersmeer

Het volume van de komberging van de Waddenzee, de omvang van de buitendelta in de Noordzee, de verhouding tussen platen en geulen en de stroomsnelheid in geulen hangen met elkaar samen. Elke verandering leidt tot een aanpassing in het evenwicht.

De mens heeft de Waddenzee sterk beïnvloed. Bijvoorbeeld door de afsluiting van de Lauwerszee, de aanleg van dijken langs de Friese kust en de bouw van de Afsluitdijk. Hiervoor had het water meer ruimte: het kon vanuit de Noordzee verder stromen, de toenmalige Zuiderzee en Lauwerszee in. Bij hogere waterstanden kwam een groot deel van het huidige Noord-Nederland onder water te staan.

Door menselijk handelen stroomt er per getij minder water door de geulen van de Waddenzee

Ook legden mensen eeuwenlang kwelderwerken aan als landaanwinning. Kwelders zijn te vinden op de grens van land en zee. Het zijn begroeide, buitendijks gelegen, zoute of brakke gebieden die bij laagwater droog liggen en bij hoogwater kunnen overstromen.

In de loop der tijd verzamelde er zich steeds meer slib uit het water. De kwelders groeiden hoger en breidden zich zeewaarts uit. Het hoger worden van bijvoorbeeld platen en kwelders door slib noemen we verlanding. Dit proces is nog altijd gaande.

Hierdoor heeft het water van de Waddenzee steeds minder ruimte gekregen en is de Waddenzee kleiner geworden. Het zorgt ervoor dat er per getij minder water door de vaargeulen stroomt. De geulen verleggen zich en worden smaller en ondieper.

Sedimenthonger: ophoging van de Waddenzee

Door het menselijk ingrijpen en ook door zeespiegelstijging wil de Waddenzee zichzelf ophogen. De Waddenzee heeft dus behoefte aan sediment (zand en slib): oftewel sedimenthonger. Met vloed brengt de Waddenzee daarom meer zand en slib mee naar binnen dan de zee met eb weer afvoert. Dat geldt vooral voor het westelijk deel van de Waddenzee.