Doelen en resultaten

De ecologische waterkwaliteit van de Maas laat te wensen over. Herstel is daarom nodig. We maken oevers, beekmondingen en uiterwaarden waar dat kan natuurvriendelijker. Zo verbetert het leefgebied van planten en dieren die thuishoren in en langs de Maas.

Bij deze herstelmaatregelen kijken we tegenwoordig naar het ‘DNA’ van de Maas, naar de oorspronkelijke eigenschappen van de rivier.

Met gerichte maatregelen brengen we vervolgens het natuurlijke karakter weer zoveel mogelijk terug. We zien dat ecologie, hoogwaterveiligheid, recreatie en andere functies goed samen kunnen gaan als je de natuurlijke krachten van de rivier op de juiste manier benut. 

Niet langer tegen het water ingaan, maar met het water meebewegen.

Natuurlijke situatie verdwenen

In een natuurlijk rivierlandschap is er een grote variatie in leefgebieden en gradiënten.

Gradiënten zijn geleidelijke overgangen van nat naar droog, van laag naar hoog en van diep naar ondiep. Die afwisseling is heel belangrijk, omdat elke plant zo zijn eigen eisen heeft om zich te kunnen vestigen. Het hoornblad leeft helemaal 'ondergedoken', terwijl riet en lisdodde alleen met de voeten in het water staan. 

En de ene vissoort leeft in rustige poeltjes, waar de ander juist gedijt bij meer stroming, zoals de serpeling.

Deze natuurlijke situatie is alleen nauwelijks meer aanwezig. Zo is de Maas afgelopen 150 jaar onnatuurlijker geworden door ingrepen om de waterhuishouding te beheersen.

Dat is bijvoorbeeld te zien in de transformatie van de Maas vanaf Maasbracht van een vrij slingerende rivier naar een kanaalachtige waterweg. Dat komt door het afsnijden van bochten om het water sneller naar zee af te voeren en voor een betere bevaarbaarheid.

Daarnaast zijn de oevers van de rivier vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw met steen of grind verdedigd, vooral om afkalving van landbouwgrond tegen te gaan. En 7 stuwen reguleren het waterpeil in een groot deel van de Maas. 

Ook de beken die uitmonden in de Maas werden vaak rechtgetrokken en voorzien van objecten als gemalen en stuwtjes om het waterpeil te regelen.

Ongunstig voor het waterleven

Al deze kunstmatige ingrepen waren niet gunstig voor het waterleven. Ondiepe, luwe zones langs de oevers verdwenen voor een groot deel, terwijl het waterleven zich vooral daar afspeelt.

Door het stuwen van de Maas is de natuurlijke stroming in de rivier sterk afgenomen. En obstakels als gemalen, spuisluizen en watermolens in de beken maken het voor vissen moeilijk de beken op te zwemmen om zich voort te planten. Veel van de oorspronkelijke plant- en diersoorten zijn flink in aantal achteruitgegaan of zelfs verdwenen. 

De ecologische waterkwaliteit laat daardoor te wensen over.

Biodiversiteit belangrijk

Voor een gezond watermilieu is het belangrijk dat er veel verschillende soorten planten en dieren zijn. En dat de verhouding tussen gebiedseigen soorten en zogenoemde exoten in balans is. Het ecosysteem is dan veel sterker.

Bij een grote soortenrijkdom, ofwel biodiversiteit, kan de natuur beter tegen een stootje in moeilijke tijden, zoals bij uitbraak van ziekten. Daarom herstelt Rijkswaterstaat waar dat kan het leefgebied van waterplanten, vissen, insecten en andere waterdiertjes die van nature thuishoren in en langs de Maas.

Samenwerken en afstemmen

Niet alleen Rijkswaterstaat is actief langs de Maas met de ontwikkeling van waternatuur. 

Ook natuurbeheerorganisaties (Natuurmonumenten, de provinciale landschappen, Staatsbosbeheer, ARK Natuurontwikkeling), de waterschappen Limburg, Aa en Maas, Rivierenland en Brabantse Delta, de Maasprovincies en Maasgemeenten, ontgronders en gebiedsontwikkelaars zijn met allerlei herinrichtingsprojecten actief langs de rivier. 

Met deze partijen stemmen we af of werken we samen om de verschillende ambities vorm te geven.

Verder leggen we bij het ontwerp en de uitvoering van de KRW-maatregelen ons oor te luisteren bij omwonenden en branche- en belangenorganisaties voor de binnenvaart, recreatievaart, landbouw, vismigratie en hengelsport. Ook marktpartijen als ingenieursbureaus, aannemers en rivierecologen zijn onmisbaar voor het bereiken van het gewenste resultaat.

Herstel beekmondingen

De Maasbeken veranderden de afgelopen 150 jaar sterk door verschillende ingrepen om de waterhuishouding te reguleren. Door deze regelwerken zoals stuwtjes, watermolens en gemalen in zijbeken van de Maas, kunnen vissen de beken vaak niet goed bereiken. Hun zwemroute is geblokkeerd. Of ze lopen verwondingen op in een poging zo’n obstakel te passeren.

Dat is niet gunstig voor de inheemse visstand. Veel riviervissen hebben de beken namelijk nodig om op te groeien of zich voort te planten (paaien). Ook zijn waterplanten en -dieren verdwenen omdat de beken vaak te recht zijn en harde stenen oevers en bodems hebben.

Welke herstelwerkzaamheden precies nodig zijn, verschilt per beek. We halen bijvoorbeeld stenen op de oevers en bodem weg, waardoor geleidelijke overgangen tussen water en land ontstaan. Er komt weer ruimte voor gewenste natuurlijke processen, zoals afkalving van de oevers en meer afwisseling in stroming en waterdiepte. Dat trekt veel verschillende soorten aan.

Ook halen we obstakels in de beken weg of plaatsen er een vispassage omheen. Zo kunnen vissen gemakkelijker vanuit de Maas naar hun landinwaartse paai- en rustgebieden zwemmen. Waar dat kan, krijgen beekmondingen hun natuurlijke (slingerende) loop weer terug. Het verankeren van dode bomen in het water geeft het ecosysteem een extra zetje in de rug.  

Met deze maatregelen herstellen we de zand-, sijpel- en grindmondingen langs de Maas zoveel mogelijk. Hierdoor verbetert de vismigratie en het leefgebied van waterplanten en allerlei kleine waterdiertjes die thuishoren in het rivier-beeksysteem.

Rijkswaterstaat en de Maas-waterschappen werken nauw samen bij dit ecologisch herstel. Alles bij elkaar zijn tussen 2006 en 2024 al 34 beekmondingen heringericht. Dit werk loopt nog door tot eind 2027.

Kaderrichtlijn Water

Dit project is onderdeel van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) die sinds 2000 geldt. De KRW-maatregelen moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit van het Europese oppervlakte- en grondwater verbetert. Alle waterbeheerders, waaronder Rijkswaterstaat, moeten ervoor zorgen dat de kwaliteit zowel chemisch (verontreinigende stoffen) als ecologisch (planten en dieren) uiterlijk in 2027 op orde is.