Ontgrondingenwet

De Ontgrondingenwet regelt het winnen van zand, grind, klei en andere materialen uit de Nederlandse bodem. Bedrijven, die voor dat doel uit de rijkswateren of Noordzee grond willen winnen, moeten bij Rijkswaterstaat een vergunning aanvragen op basis van de Ontgrondingenwet.

Graven in de Nederlandse (water)bodem mag niet zomaar. Voor iedere kuil, sloot of plas die men wil graven is in principe een vergunning nodig. In de praktijk zijn echter allerlei vrijstellingen van de vergunningplicht. Bijvoorbeeld voor het leggen van kabels en leidingen of grondboringen.

Aard van de ontgronding

De Ontgrondingenwet regelt vooral het afgraven van zogenaamde oppervlaktedelfstoffen, zoals zand, grind, klei en schelpen. Dit zijn belangrijke grondstoffen voor de bouwsector. Dit soort delfstoffen wordt gewonnen in de rivieren, maar ook in de Noordzee en het IJsselmeer. In die gebieden is de minister van Infrastructuur en Waterstaat (Rijkswaterstaat) het bevoegd gezag. Voor een ontgronding in de landbodem verleent de provincie de vergunning.

Gaat het om het aanleggen, onderhouden, opruimen of wijziging van watergangen en vaargeulen voor zover deze activiteiten door of vanwege de minister wordt verricht, dan hoeft daarvoor geen ontgrondingsvergunning te worden aangevraagd. Mogelijk is dan wel een projectplan nodig op grond van de Waterwet.

Vergunning aanvragen

Voor ontgrondingen in rijkswateren en de Noordzee moet een vergunning bij Rijkswaterstaat worden aangevraagd. Geadviseerd wordt om vooraf contact op te nemen met de afdeling vergunningverlening.

In een vooroverleg met Rijkswaterstaat kunt u zich laten informeren aan welke eisen uw aanvraag moet voldoen. Soms is het nodig dat voorafgaande aan de aanvraag een m.e.r-beoordelingsbeslissing wordt genomen. Ook hier wordt u in het vooroverleg over geïnformeerd.

Kosten

Vergunningen op basis van de Ontgrondingenwet worden veelal aangevraagd door aannemers, bouw- en baggerbedrijven. Voor de vergunning moet men rechten betalen, vermeerderd met een opslag die afhangt van de hoeveelheid bodemmateriaal die afgegraven wordt.