Tracéwet
In de Nederlandse wetgeving ligt vast wat er allemaal moet gebeuren voordat er een weg wordt aangelegd of verbreed. Daarom kan Rijkswaterstaat pas in actie komen als de Tracéwetprocedure, zoals deze officieel heet, doorlopen is.
Tracéwet en Omgevingswet
Op 1 januari 2024 is de Tracéwet ingetrokken vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Bij de Omgevingswet is overgangsrecht opgesteld waardoor lopende projecten gebruik kunnen blijven maken van het instrument tracébesluit. Voor meer informatie kunt u terecht op Informatiepunt Leefomgeving.
Projecten die onder de Omgevingswet starten zullen gebruik maken van een nieuw instrument: het projectbesluit. Meer informatie over het projectbesluit en de projectprocedure vindt u op Informatiepunt Leefomgeving.
Tracéwetprocedure
De Tracéwetprocedure kent 2 procedures:
- een uitgebreide procedure voor de aanleg van nieuwe hoofdwegen, of een wijziging van een bestaande hoofdweg waardoor de weg met meer dan 2 rijstroken wordt verbreed;
- een reguliere procedure voor aanpassingen van bestaande hoofdwegen.
Bij de uitgebreide Tracéwetprocedure is op 3 momenten inspraak mogelijk: bij de ontwerpstructuurvisie, het ontwerptracébesluit en het tracébesluit
Bij de reguliere Tracéwetprocedure kan alleen gereageerd worden op het ontwerptracébesluit en het tracébesluit.
Stap 1: Startbeslissing
We onderzoeken in de startbeslissing of er sprake is van een mogelijk bestaand of toekomstig probleem op, of door het ontbreken van, een hoofdweg.
In de startbeslissing wordt ingegaan op:
- het gebied waar de verkenning betrekking op heeft
- het te verkennen probleem en de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied
- de wijze waarop het publiek, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen worden betrokken
- de termijn waarbinnen de verkenning wordt uitgevoerd
In de startbeslissing wordt ook aangegeven of er een structuurvisie wordt opgesteld in de verkenningsfase. Er wordt in ieder geval een structuurvisie opgesteld als het voornemen bestaat om het geconstateerde probleem op te lossen door:
- de aanleg van een hoofdweg
- of een wijziging van een bestaande hoofdweg waardoor de weg met meer dan 2 rijstroken wordt verbreed.
Van de inhoud van de startbeslissing wordt kennisgegeven in de Staatscourant. Daarnaast wordt de startbeslissing verzonden aan de Tweede Kamer en de betrokken bestuursorganen.
Stap 2: Verkenning
De verkenning is er om zorgvuldig te kunnen beslissen hoe het probleem kan worden opgelost. In deze fase wordt informatie verzameld over het gebied, de aard van het probleem, relevante ruimtelijke ontwikkelingen en mogelijke oplossingen. Bij de verkenning worden het publiek, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen betrokken via bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten.
Stap 3: Voorkeursbeslissing
De resultaten van de verkenning, inclusief de manier waarop onder andere het publiek is betrokken, krijgen een plek in de structuurvisie. Ook wordt ingegaan op de voorkeur van de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor de oplossing van het probleem. Dit heet de voorkeursbeslissing. Bij het nemen van de voorkeursbeslissing wordt rekening gehouden met alle informatie die tijdens de verkenning is verzameld.
De ontwerpstructuurvisie is minimaal 6 weken in te zien op de website van het Centrum Publieksparticipatie, in gemeentehuizen en bibliotheken om het publiek de kans te geven hierop te reageren. Tegelijkertijd is het mogelijk om het milieueffectrapport in te zien. Hierin zijn de verwachtte milieugevolgen opgenomen van de verschillende oplossingsrichtingen die in de structuurvisie zijn genoemd.
Daarnaast kijkt de Commissie m.e.r. of de milieu-informatie in het milieueffectrapport wel volledig en juist is. De commissie brengt hierover advies uit.
In de reguliere procedure wordt geen structuurvisie en bijbehorend milieueffectrapport opgesteld. De resultaten van de verkenning inclusief de voorkeursbeslissing krijgen dan een plek in de toelichting bij het ontwerptracébesluit. Er kan gereageerd worden op de uitkomst van de verkenning nadat het ontwerptracébesluit is genomen.
Stap 4: Ontwerptracébesluit
De voorkeursbeslissing wordt verder uitgewerkt in het ontwerptracébesluit. Afhankelijk van onder meer de omvang van het project wordt er ook een milieueffectrapport opgesteld. Betrokkenen kunnen op beide documenten schriftelijk of mondeling reageren. De documenten zijn minimaal 6 weken in te zien op de website van het Platform Participatie, in gemeentehuizen en bibliotheken.
Als er een milieueffectrapport is opgesteld wordt er een advies van de Commissie m.e.r. gevraagd. Een uitzondering geldt voor projecten die voor 16 mei 2017 op bijlage 2 van de Crisis- en herstelwet stonden. Voor deze projecten hoeft er geen advies worden gevraagd van de Commissie m.e.r.
Stap 5: Tracébesluit
Nadat de reacties zijn verwerkt neemt de minister van Infrastructuur en Waterstaat het definitieve tracébesluit.
Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit in beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Niet-belanghebbenden kunnen in beroep als zij gereageerd hebben op het ontwerpbesluit, of hen redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet hebben gereageerd op het ontwerpbesluit.
Is het tracébesluit eenmaal onherroepelijk, dan moeten de betrokken provincie en gemeentes ervoor zorgen dat de gekozen oplossing in het gebied wordt ingepast. Dit doen zij door het bestemmingsplan aan te passen en bijvoorbeeld de benodigde vergunningen te verlenen.
Stap 6: Realisatie
Het tracébesluit voor het project is genomen in de realisatiefase. Alle procedures zijn doorlopen en de financiële middelen zijn beschikbaar. De werkzaamheden kunnen beginnen.
Stap 7: Opleveringstoets en monitoring
Nadat het project is gerealiseerd vindt er monitoring plaats. Naar aanleiding van de monitoring wordt beoordeeld of er een juiste inschatting van de gevolgen voor het milieu is gemaakt in de milieueffectrapportage.
In het tracébesluit staat hoe en wanneer monitoring plaats zal vinden. Als de effecten ernstiger zijn dan verwacht, kunnen maatregelen genomen worden.
Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is voor een tracébesluit dat na 1 januari 2024 is vastgesteld niet langer verplicht om een opleveringstoets uit te voeren. Deze toets ziet op de monitoring van de gevolgen van projecten, monitoring vindt al plaats op grond van afdeling 20.1 van de Omgevingswet en in het kader van de milieueffectrapportage. Hierdoor is de opleveringstoets overbodig geboden.