Nieuwsbericht

Terugkeer van de bever: ‘Ware eco-engineer die leefgebied naar eigen hand zet’

Gepubliceerd op: 19 november 2020 - Laatste update: 19 november 2020, 12:50

De bever is terug van weggeweest en wordt op steeds meer plaatsen in het land gespot. Inmiddels heeft de populatie van de bever in Nederland een gezonde omvang bereikt en staat de diersoort niet meer op de Rode Lijst van bedreigde Nederlandse zoogdieren. Toine Morel, senior adviseur Natuur bij Rijkswaterstaat en lid van de landelijke werkgroep Bevermanagement, vertelt over de wonderlijke terugkeer van dit vindingrijke dier.

Met de landelijke werkgroep Bevermanagement dragen we een steentje bij aan de kennis over het gedrag en de leefwijze van de wettelijk beschermde bever en het beheer van het leefgebied in relatie tot de taken en verantwoordelijkheden van de beheerders. Dit initiatief van de Unie van Waterschappen in samenwerking met Rijkswaterstaat, de waterschappen en provincies en beverdeskundigen draagt bij aan een verantwoorde omgang met het dier.

Naar schatting zijn er nu ongeveer 3500 bevers in Nederland

‘Zo zorgen we ervoor dat de bever zo veel mogelijk in zijn eigen territorium blijft’, vertelt Morel. ‘Door vervuiling van de wateren en door de jacht op de rossige pels van het dier is de bever vanaf de 19e eeuw een tijd uitgestorven geweest. Met de herintroductie van het dier in 1988 werden gezenderde bevers uitgezet die zich langzaamaan steeds meer gingen verspreiden over het land. Inmiddels zijn we op het punt gekomen dat de bever weer in bijna alle provincies te vinden is. Naar schatting zijn er nu ongeveer 3500 bevers in Nederland.’

De bever als eco-engineer

Maar waarom is de bever zo’n bijzonder dier? ‘Als je Ed en Willem Bever uit de Fabeltjeskrant moet geloven dan zijn bevers techneuten die erop uitgaan met de schroevendraaier en de Engelse sleutel’, vertelt Morel. ‘Maar dat ligt niet ver van de realiteit. Bevers zijn ware eco-engineers die hun leefgebied naar eigen hand zetten en de ecologie verrijken. Zo knaagt het dier met zijn grote tanden aan jonge en oudere bomen op de oever dichtbij zijn leefgebied. Vervolgens gebruikt het dier dat hout als voeding en voor het maken van zijn hol en dammen.'

'Verder bouwt het zoogdier vaak dammen om het waterniveau van zijn leefgebied op peil te houden. Daarmee vergroot de bever actief de waterdiepte en -oppervlakte, zodat hij via een onderwateringang direct toegang heeft tot zijn hol. De dammen kunnen zorgen voor kleine overstromingen, waaruit natte bossen en hooilanden ontstaan. Dit zorgt voor geschikt leefgebied voor andere dieren, zoals bijvoorbeeld de otter (die dat zelf niet kan). Maar ook allerlei andere plant- en diersoorten profiteren van de open plekken in het bos en de natte omstandigheden, zoals de waterspitsmuis en de kraanvogel.’

Leefgebied bever versus leefgebied mens

Alhoewel het knaaggrage zoogdier voor verbetering van het leefgebied van diverse dier- en plantensoorten zorgt, brengt de bever ook uitdagingen met zich mee voor water- en wegenmanagement. ‘Daarom hebben we vanuit Rijkswaterstaat een werkwijze voor omgang met de bever opgesteld’, vertelt Morel. ‘Zo graaft de bever graag holen, waar diep water grenst aan het spoor, sluizen en dijken. Deze graafwerkzaamheden kunnen voor verzakkingen zorgen.'

We verplaatsen de bever niet zomaar, omdat het om een beschermde diersoort gaat

'Toch verplaatsen we de bever niet zomaar, omdat het om een beschermde diersoort gaat. Daarnaast is dat ook vrij lastig, aangezien de bever zijn eigen territorium afbakent in voor hem geschikt leefgebied. Hier wijkt het dier niet zomaar vanaf. Daarom hebben we een protocol met allerlei maatregelen die we kunnen inzetten ter voorkoming van schade en overlast. Zo houden we al in de planvorming van een project rekening met de wensen en eisen van het leefgebied van de bever. Verder zetten we preventieve maatregelen in bij bijvoorbeeld dijken, zoals het ingraven van een raster waardoor de bever maar beperkt kan graven.’

Stijgende lijn

Intussen zet de groei van de beverpopulatie gestaag door. Het welzijn van de bever wordt goed in de gaten gehouden en met regelmaat tellen gespecialiseerde vrijwilligers het aantal nesten. ‘Juist doordat bevers honkvast zijn, is de populatie goed in kaart te brengen. En het mooie is, dat als de verspreiding van de bever zo doorgaat dat binnenkort alle geschikte leefgebieden bezet zijn door bevers en we kunnen spreken van een stabiele populatie die zichzelf in stand houdt.’