Meer zand voor de bodem van de Westerschelde

Het zand draagt ook bij aan de veiligheid van het achterland. Door de kust te voeden met zand, blijft de Zeeuwse regio ook op de lange termijn beschermd tegen de zee.

Varen met minder uitstoot

Het zand wordt op de zeebodem aangebracht door schepen van het Belgische baggerbedrijf Jan De Nul. Deze ‘sleephopperzuigers’ zijn uitgerust met Ultra Low Emission Vessel (ULEv)-technologie. Dankzij een combinatie van katalysatoren en filters wordt een groot deel van de stikstofoxiden (NOx) en fijnstof uit de uitlaatgassen gefilterd. Bovendien varen de schepen op 100% biobrandstof, wat de CO₂-uitstoot aanzienlijk verlaagt ten opzichte van fossiele brandstoffen.

De daadwerkelijke uitstoot wordt voortdurend gemeten met een speciaal emissiemonitoringsysteem dat Jan De Nul samen met ons heeft ontwikkeld. Het is voor het eerst dat deze combinatie van ULEv-technologie, biobrandstof en monitoring wordt ingezet bij kustonderhoud. Deze innovatie komt voort uit het programma Innovaties in de Kustlijnzorg (2018–2024) van Rijkswaterstaat.

Onderzoek naar zandverplaatsing

Tijdens de werkzaamheden onderzoeken we hoe het aangebrachte zand zich verplaatst vanuit de monding van de Westerschelde, verder de rivier op en langs de kust. Het zand wordt op 2 locaties in de monding van de Westerschelde aangebracht, op een gemiddelde diepte van 10 m onder NAP, nabij de Vlakte van de Raan. Gekeken wordt naar de effecten van de getijdestroming en van golven op de verspreiding van het zand.

Tijdens en na deze onderwatersuppletie wordt ook gekeken naar de effecten op het bodemleven. De opgedane kennis helpt ons om onderwatersuppleties om de kust te laten meegroeien met de stijgende zeespiegel gericht in te zetten. Het onderzoek gebeurt in samenwerking met de afdeling Maritieme Toegang van de Vlaamse overheid, binnen de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie.