Nieuwsbericht

Pilot walviskadaver Rottumerplaat afgerond

Gepubliceerd op: 6 mei 2024, 13.24 uur - Laatste update: 6 mei 2024, 15.46 uur

Rijkswaterstaat en Wageningen Marine Research (WMR) hebben de pilot met het walviskadaver op Rottumerplaat onlangs afgerond. Onderzoekers van WMR volgden 2 jaar lang het afbraakproces en de invloed ervan op bodem en biodiversiteit.

Het onderzoek geeft een goed beeld van de omstandigheden en voorwaarden die nodig zijn om een walviskadaver op een zo natuurlijk mogelijke manier te laten vergaan en daarmee de biodiversiteit te bevorderen. De jonge dwergvinvis uit het onderzoek strandde in november 2020 aan de westkant van Rottumerplaat en is daarna door de Waddenunit naar een veilige en ontoegankelijke locatie op het eiland gebracht.

WMR heeft de ontbinding van het kadaver tussen 2020 en 2022 in opdracht van Rijkswaterstaat gemonitord. Daarnaast heeft WMR adviezen uitgebracht voor het opstellen van kaders en voorwaarden om in de toekomst mogelijk vaker een walviskadaver op een zo natuurlijk mogelijke manier te laten vergaan. In de kringloop van voedingsstoffen ontbreekt dat momenteel nog grotendeels.

Vervolg

Of een vervolg op de pilot in de toekomst mogelijk is, hangt van verschillende aspecten af. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gevaar van terugspoelen in zee en het risico op geuroverlast en ontploffing. Bovendien is niet iedere walvis(soort) geschikt.

Sommige soorten kunnen namelijk erg groot en zwaar worden, waardoor ze niet versleept kunnen worden. Andere aangespoelde walvissen kunnen een hoge museale waarde hebben of zijn juist van belang voor biologisch en pathologisch onderzoek, zoals de orka.

WMR heeft verder onderzocht waar het in de toekomst mogelijk is om een aangespoeld walviskadaver te laten vergaan. 6 locaties lijken hier potentieel geschikt voor, waarvan er 3 locaties gesloten zijn voor publiek: Het Rif, Rottumeroog en Rottumerplaat.

3 andere locaties zijn wel openbaar toegankelijk: de Vliehors (Vlieland), Boschplaat (Terschelling) en Oosterstrand/Balg (Schiermonnikoog). Of en waar een in de toekomst een walviskadaver geplaatst kan worden hangt af van meerdere overwegingen en beslissingen. Al deze aspecten zijn ook door WMR in kaart gebracht.

Insectensoorten

In het rapport vielen nog een aantal zaken op. Zo bleken allerlei soorten insecten op het kadaver af te komen. Naast te verwachten soorten als stront- en mestvliegen is ook een groot aantal kevers aangetroffen. In totaal zijn er 129 verschillende keversoorten gevonden, waarvan er 74 nog niet eerder voor het eiland waren beschreven.

Mogelijk zijn er kevers, waaronder een bottenknagende soort, vanaf het vasteland specifiek op het kadaver afgekomen. Door de lange tijd dat dit walviskadaver bleef liggen, kunnen er meerdere generaties kevers zijn grootgebracht. Dit is anders voor kleinere kadavers van bijvoorbeeld vogels of kleine landzoogdieren, die sneller vergaan.

Ook kadavers van zeehonden en bruinvissen vergaan normaal gesproken sneller, omdat ze opengemaakt en leeggegeten worden door vogels. De huid van de walvis bleek echter zo stevig dat aasetende vogels er niet meteen doorheen kwamen. De vogels moesten dus geduld opbrengen totdat het kadaver voldoende ontbonden was en er openingen in de huid ontstonden.

In veel situaties worden kadavers opengemaakt door andere zoogdieren, zoals ratten en vossen, die ze zo toegankelijk maken voor andere aaseters. Aasetende zoogdieren komen echter niet voor op Rottumerplaat.

Cadmium

Tijdens het onderzoek is de bodem op Rottumerplaat ook bemonsterd op cadmium. Walvissen kunnen namelijk een hoog gehalte van dit giftige zware metaal in hun organen en skelet opgeslagen hebben. Tijdens de pilot met het kadaver van de dwergvinvis werd geen verhoging gevonden voor het gehalte cadmium.

Dit is te verklaren door de leeftijd en de soort walvis (baleinwalvis). Omdat het een jonge walvis betrof, heeft er een minimale ophoping van cadmium plaatsgevonden. Omdat baleinwalvissen lager in de voedselketen zitten dan tandwalvissen hebben hun prooien een lager gehalte aan verontreinigende stoffen zoals cadmium.

DDT

Uit literatuuronderzoek bleek dat walviskadavers hoge gehaltes kunnen bevatten van organische microverontreinigingen, zoals dichloor-difenyl-trichloorethaan (kortweg DDT). Dit is een insecticide dat in de landbouw werd gebruikt maar ook om mensen te beschermen tegen malaria.

In Europa is het gebruik al lange tijd verboden, maar in sommige andere landen niet. DDT is giftig en onder andere verantwoordelijk voor het (bijna) verdwijnen van sommige diersoorten, waaronder de Amerikaanse zeearend. WMR heeft daarom geadviseerd om verder onderzoek naar deze verontreiniging uit te voeren en bij een toekomstig vervolg de voorkeur te geven aan jonge walvisexemplaren.

Partners en vrijwilligers

De onderzoekers van WMR werden bij de totstandkoming van dit onderzoek ondersteund door meerdere partijen. Sommigen hielpen door batterijen te vervangen, data aan te leveren of het uitzoeken van de namen van alle keversoorten en de mossen die gevonden zijn. Anderen adviseerden de onderzoekers, droegen zorg voor een veilige overtocht en hielpen bij veldwerkzaamheden.

Verschillende partnerorganisaties als de Waddenunit en Staatsbosbeheer leverden een bijdrage, maar ook vogelwachters en vrijwilligers bij andere organisaties droegen vaak vrijwillig of belangeloos bij aan de pilot.

Rapporten pilot Walviskadaver

In deze rapporten leest u meer over de pilot van het walviskadaver: