Maatregelen voor de scheepvaart

De zomers in Nederland lijken warmer en droger te worden. Daardoor kunnen we vaker te maken krijgen met een lage waterstand in rivieren. Scheepvaart heeft hier last van. Als de rivier minder diep is, kan een binnenvaartschip minder lading meenemen. Ook veerponten kunnen problemen ondervinden als het water ondiep is.

De waterstand in de Rijn en de Waal kunnen we niet beïnvloeden. Deze rivieren hebben namelijk een vrije afstroom. Het waterpeil in de gestuwde delen van de Maas en de Nederrijn kunnen we wel beïnvloeden door onze stuwen, sluizen en pompgemalen. De waterstand in de IJssel wordt mede bepaald door de stuw bij Driel. Zonder deze stuw zou de IJssel bij een lage wateraanvoer vanuit Duitsland onbevaarbaar zijn.

Schippers informeren

We houden schippers op de hoogte van de actuele waterstand, zodat zij zich kunnen voorbereiden. Zo peilen we iedere dag de Minst Gepeilde Diepte op een aantal plaatsen. Schippers kunnen dan aan de hand daarvan bepalen hoeveel vracht zij kunnen vervoeren. 

Bekijk de animatie met uitleg over de waterstanden en waterafvoer van water in onze rivieren.

Dit is een animatie met de titel Waterstand versus waterafvoer er spreekt een VoiceOver De hoeveelheid water in onze rivieren wordt op verschillende manieren gemeten. Vaak wordt het Normaal Amsterdams Peil (NAP) gebruikt om de waterhoogte aan te geven, maar dit peil geeft geen volledig beeld van de hoeveelheid water in de Nederlandse rivieren. We willen daarom niet alleen weten hoe hoog het water staat, maar ook hoeveel water er door de rivier stroomt en hoe diep het tot de bodem is. Het NAP is een ijkpunt dat altijd gelijk blijft, maar rivieren veranderen en ieder jaar daalt de bodem Dat betekent dat als de waterstand volgens het NAP in tien jaar tijd niet verandert, er toch meer water door de rivier kan stromen. Rijkswaterstaat kijkt daarom ook naar de neerslag en de wateraanvoer, de hoeveelheid water die vanuit het buitenland ons land in stroomt. Zo weten we beter hoeveel water er via de rivieren door ons land wordt verspreid. Daarnaast willen we weten hoe diep het tot de bodem is. Deze minst gepeilde diepte meten we op verschillende plekken in de rivier Bij laag water gebruiken schippers de MGD om te bepalen hoeveel lading ze mee kunnen nemen, zodat ze niet vastlopen. Dus, NAP, MGD en wateraanvoer zijn allemaal begrippen om de hoeveelheid water in een rivier te meten. Samen geven ze het meest volledige beeld van de situatie in Nederland. Het eindscherm van Rijkswaterstaat verschijnt. Meer informatie? Kijk op: www.rijkswaterstaat.nl Een productie van Rijkswaterstaat, copyright 2023.

Drukker op vaarweg en bij sluizen

Als weinig water wordt aangevoerd, zijn rivieren minder diep en wordt de vaargeul smaller. Doordat het waterpeil daalt, kunnen binnenvaartschepen minder lading meenemen. De lading wordt dus over meer schepen verdeeld. Dit zorgt er samen met de versmalde vaargeul voor dat het drukker wordt op de vaarweg. Rijkswaterstaat kan dan een inhaal- en ontmoetingsverbod voor schepen instellen. Bovendien kunnen de wachttijden bij sluizen oplopen.