Informatie voor terreineigenaren

Voor een veilig en natuurlijk rivierengebied werkt Rijkswaterstaat samen met vele belanghebbenden. De Vegetatielegger geeft de norm voor begroeiing aan in het hele rivierbed. Deze norm geldt ook op duizenden terreinen in particulier eigendom.

Het gaat bijvoorbeeld om tuinen, landgoederen en (agrarische) bedrijven. Op deze pagina leest u wat de Vegetatielegger betekent voor terreineigenaren.

De natuur in de uiterwaarden verandert ieder seizoen en ieder jaar onder invloed van groei, begrazing, zon, wind en water. Rijkswaterstaat heeft de wettelijke verplichting (de zorgplicht) om de begroeiing binnen de norm te houden, met het oog op hoogwaterveiligheid en waterkwaliteit. Deze norm is vastgelegd in de Vegetatielegger.

Vegetatieonderhoud

De legger is verplichtend naar Rijkswaterstaat als wettelijk beheerder. Rijkswaterstaat moet onderhoud- en herstelwerkzaamheden richten op instandhouding van de normatieve toestand, zoals in de Legger omschreven. De uitvoering van deze werkzaamheden heeft Rijkswaterstaat uitbesteed aan 3 aannemerscombinaties.

Als er op een eigendom van derden (zoals landgoedeigenaren en agrarische bedrijven) te veel begroeiing ontstaat, kan 1 van deze aannemerscombinaties in opdracht van Rijkswaterstaat besluiten om onderhoud uit te voeren. Dit kan op 2 manieren:

  • uitvoering door de betreffende eigenaar zelf, volgens de vegetatielegger
  • uitvoering door de betreffende aannemerscombinatie (Ijsselwaarden, Rijntakken of Maaskracht) in opdracht van Rijkswaterstaat

Voorafgaand aan de uitvoering zal altijd afstemming plaatsvinden met de eigenaar van het terrein.

De regels bij de kaart

De overzichtskaart van de Vegetatielegger geeft aan waar welke begroeiing is toegestaan. De volgende regels geven aan welke afwijking ten opzichte van de overzichtskaart is toegestaan:

  1. Solitaire bomen mogen ontstaan.
  2. Bestaande heggen en hagen mogen uitgroeien tot lijnvormig struweel.
  3. In gebieden met een homogene klasse mag nieuwe vegetatie ontstaan in een ruwere klasse dan de Vegetatielegger aangeeft, mits het aaneengesloten gebied met nieuwe vegetatie kleiner is dan 500 m2. Hierbij is gras en akker de gladste klasse, gevolgd door riet en ruigte en daarna bos. Struweel is de ruwste vegetatieklasse.
  4. In gebieden met een mengklasse gelden maximale percentages voor de aanwezigheid van ruwe vegetatie en minimale percentages voor de aanwezigheid van gras en akker. De percentages vindt u in de toelichting bij de Vegetatielegger 2020
  5. De Vegetatielegger 2020 bestaat tevens uit overzichtskaarten en regels, die samen aangeven welk type begroeiing is vereist vanuit het oogpunt van waterkwaliteit. Bestaande vegetatie mag daarom niet zomaar verwijderd worden. Er dient altijd getoetst te worden aan de doelstellingen van de Waterwet.